Wet Belasting over de Toegevoegde Waarde (thans geldende tekst)

Wet van 12 oktober 2022, S.B. 2022, no. 121
(gewijzigd bij wet van 30 december 2022, Stbl. 2022, no. 148; gewijzigd bij wet van 5 september 2023, S.B. 2023, no. 126)

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

In overweging genomen hebbende, dat het wenselijk is regels betreffende een Belasting over de Toegevoegde Waarde vast te stellen;

Heeft, de Staatsraad gehoord, na goedkeuring door De Nationale Assemblée, bekrachtigd de onderstaande wet:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

  1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Financiën en Planning;

b. Directeur: de Directeur der Belastingen;

c. Inspecteur: de Inspecteur belast met de heffing van de belasting over de toegevoegde waarde;

d. Ontvanger: de Ontvanger belast met de inning van de belasting over de toegevoegde waarde;

e. goederen: alle lichamelijke goederen zoals bedoeld in het Surinaams Burgerlijk Wetboek, alsmede elektriciteit en gas en de rechten op onroerende goederen als bedoeld in artikel 6 lid 2 van de wet;

f. ondernemer:
1°. een ieder die in Suriname een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent;
2°. degene die een vermogensbestanddeel exploiteert om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen;
3°. publiekrechtelijke lichamen, die anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun aard ook door ondernemers kunnen worden verricht en voor die prestaties door de Minister bij beschikking als ondernemer zijn aangemerkt;
4°. natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Inkomstenbelasting 1922 (G.B. 1921 no. 112, geldende tekst G.B. 1960 no. 84, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021 no. 176), die op grond van het bepaalde in dit lid ondernemer zijn en die in Suriname wonen of zijn gevestigd dan wel in Suriname een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de Inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de Inspecteur die beschikking heeft afgegeven; de Minister kan bij beschikking nadere regels stellen voor de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid;

g. belastingplichtige: de ondernemer van wie de belasting wordt geheven;

h. tijdvak van aangifte:
1°. een kalendermaand;
2°. ieder andere periode door de Minister bij beschikking vastgesteld;

i. belasting: belasting over de toegevoegde waarde of BTW, tenzij anders aangegeven;

j. waarde in het economische verkeer:
1°. ter zake van goederen: de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;
2°. ter zake van diensten: de waarde van de dienst of soortgelijke diensten of, indien er geen waarde is, de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven;

k. fiscaal identificatienummer: het door de Inspecteur toegekende BTW- identificatienummer als bedoeld in artikel 28 lid 1 van de wet;

l. Raad van Beroep: de Raad van Beroep als bedoeld in artikel 59 van de Inkomstenbelasting 1922 (GB 1921 no.112, geldende tekst G.B. 1960 no. 84, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021 no. 176) en artikel 56 van de Wet Tarief Invoerrechten 1996 (SB 1995 no. 111);

m. Belastingdienst: de dienst als bedoeld in de Organisatiebeschikking Belastingdienst (G.B. 1970, no. 41, zoals laastelijk gewijzigd bij S.B. 2021 no. 41).

2. Onder Suriname wordt voor de toepassing van deze wet verstaan het grondgebied op het Zuidamerikaanse continent dat als zodanig historisch is bepaald ingevolge artikel 2 lid 1 van de Grondwet van de Republiek Suriname, met inbegrip van de territoriale wateren, exclusieve economische zone en het buiten de territoriale zee onder de Atlantische Oceaan gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voorzover Suriname daar op grond van het internationale recht, in samenhang met de Wet Maritieme Zones, ten behoeve van de verkenning, exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen en andere economische activiteiten soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen van dat gebied.

Artikel 2
Belastbare handelingen

Onder de naam belasting over de toegevoegde waarde of BTW wordt, met inachtneming van de bepalingen van deze wet, een belasting geheven ter zake van:
a. het door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel leveren van goederen in Suriname;
b. het door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel verrichten van diensten in Suriname;
c. de invoer van goederen in Suriname.

Artikel 3
Aftrek van belasting

Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen en diensten wordt in aftrek gebracht de belasting ter zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten en ter zake van de invoer van voor hem bestemde goederen, indien en voorzover de door de ondernemer afgenomen goederen en diensten worden gebruikt voor het verrichten van belaste handelingen.

Artikel 4
Tarief

  1. Het tarief van de belasting bedraagt 10 (tien) procent.
  2. In afwijking van lid 1 bedraagt het tarief 0 (nul) procent ingeval van:
    a. de levering en invoer van goederen en het verrichten van diensten genoemd in bijlage 1; (tekst per 30 december 2022)
    b. levering van goederen die worden uitgevoerd; (tekst per 30 december 2022)
    c. de diensten bestaande uit het verrichten van internationaal goederenvervoer door middel van luchtvaartuigen en zeeschepen;
    d. de diensten die in Suriname worden verricht ter zake van uitgaande goederen.
    e. de diensten bestaande uit outsourcing werkzaamheden die in Suriname worden verricht ten behoeve van een niet aldaar woonachtige of gevestigde afnemer.
  3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 bedraagt het tarief van de belasting 5 (vijf) procent op de invoer en levering van goederen en het verrichten van diensten die zijn genoemd in bijlage 4. (tekst per 30 december 2022)
  4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief van de belasting 25 (vijfentwintig) procent op de invoer en levering van goederen die zijn genoemd in bijlage 3. (tekst per 30 december 2022)
  5. Bij wet kunnen de bijlagen, als bedoeld in de lid 2 onderdeel a, lid 3 en lid 4 worden gewijzigd. (tekst per 30 december 2022)
  6. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen voor de toepassing van het tarief als bedoeld in lid 2.

Artikel 5
Vrijstellingen

  1. De levering van goederen en diensten genoemd in bijlage 2 zijn vrijgesteld van de belasting.
  2. De Minister kan onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verlenen voor de levering van goederen en het verrichten van diensten: (tekst per 30 december 2022)
    a. aan ambassades, consulaten en gezantschappen op basis van wederkerigheid;
    b. indien de internationale betrekkingen zulks wenselijk maken.
  3. Bij wet kan de bijlage, als bedoeld in lid 1 worden gewijzigd.

HOOFDSTUK II

HEFFING TER ZAKE VAN LEVERINGEN VAN GOEDEREN EN DIENSTEN

Artikel 6
Levering van goederen

  1. Als levering van goederen wordt aangemerkt:
    a. de eigendomsoverdracht of -overgang van goederen ingevolge een overeenkomst;
    b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;
    c. de oplevering van goederen door de ondernemer die goederen heeft vervaardigd;
    d. de eigendomsovergang van goederen ingevolge een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.
  2. Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende goederen zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek, tenzij de vergoeding vermeerderd met de belasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer bedraagt tenminste de kostprijs, met inbegrip van de belasting, van het onroerend goed waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling.
  3. Met een levering als bedoeld in lid 1 onderdeel a, wordt gelijkgesteld:
    a. het door een ondernemer aan zijn onderneming onttrekken van een goed dat hij voor andere dan ondernemingsdoeleinden bestemt, als recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan met betrekking tot dat goed of bestanddelen daarvan;
    b. het onder zich hebben van goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de uitoefening van zijn onderneming beëindigt, ingeval bij de aanschaffing van die goederen recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan.
  4. Goederen welke op een veiling worden verhandeld, worden geacht aan en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.
  5. Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd.
  6. Voor de toepassing van lid 3 onderdeel a worden onttrekkingen van goederen om voor ondememingsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als een levering onder bezwarende titel beschouwd.
  7. De Minister bepaalt bij beschikking het maximumbedrag van een geschenk van geringe waarde en monster volgens lid 6.

Artikel 7
Diensten

  1. Als diensten worden aangemerkt alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 6.
  2. Met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 2 onderdeel b wordt gelijkgesteld:
    a. het gebruiken van een tot de onderneming behorend goed voor andere dan ondememingsdoeleinden, in geval met betrekking tot die dienst of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;
    b. het verrichten van diensten door een ondernemer voor andere dan ondememingsdoeleinden, in geval recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan met betrekking tot die dienst of de bestanddelen daarvan.
  3. Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn verricht.

Artikel 8
Plaats van levering

  1. De plaats waar een levering wordt verricht, is:
    a. de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt als het goed in verband met de levering, anders dan volgens artikel 6 lid 1, onderdeel d, wordt verzonden of vervoerd;
    b. in andere gevallen, de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering;
    c. in afwijking van onderdeel b, de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers als een levering van een goed aan boord, van een luchtvaartuig of schip wordt verricht.
  2. In afwijking van lid 1 onderdeel a worden in de gevallen waarin de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen buiten Suriname ligt, de plaats waar de levering wordt verricht alsmede de plaats waar eventuele volgende leveringen worden verricht, geacht in Suriname te liggen, voor zover de goederen door de leverancier of in diens opdracht worden ingevoerd.

Artikel 9
Plaats van dienst

1. De plaats waar een dienst wordt verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, is:
a. de plaats waar die ondernemer zijn zetel van bedrijfsuitoefening heeft gevestigd;
b. ingeval de dienst wordt verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar die ondernemer de zetel van bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt;
c. bij gebreke van een zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inr ichting ingevolge respectievelijk onderdeel a en onderdeel b, geldt als plaats van dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die de dienst afneemt.In afwijking van lid 1, zijn de volgende regels van toepassing ter bepaling van de plaats van een dienst voor een ondernemer verricht:

2. In afwijking van lid 1, zijn de volgende regels van toepassing ter bepaling van deplaats van een dienst voor een ondernemer verricht:
a. de plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerend goed met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende goederen, het verstrekken van accommodatie in het hotelbödrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantie- of recreatieoorden, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerend goed, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar het onroerend goed is gelegen;

b. de plaats van personenvervoerdiensten en goederenvervoerdiensten is de plaats waar de personen in het vervoermiddel plaatsnemen of de plaats waar de goederen in het vervoermiddel worden ingeladen. (tekst per 30 december 2022)

c. de plaats van een dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangsverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden;

d. de plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht;

e. de plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een luchtvaartuig of schip is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer;

f. de plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld; onder “kortdurende verhuur” wordt verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen;

g. de plaats van outsourcing werkzaamheden is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.

3. De plaats van een dienst verricht voor een andere persoon dan een ondernemer, is:

a. de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd;

b. ingeval de dienst wordt verricht door een vaste inrichting van de dienstverrichter op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt;

c. bij gebreke van een zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting ingevolge respectievelijk onderdeel a en onderdeel b, geldt als plaats van dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.

4. In afwijking van lid 3, zijn de volgende regels van toepassing ter bepaling van de plaats van dienst verricht voor een andere persoon dan een ondernemer:

a. de plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerend goed met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende goederen, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantie- of recreatieoorden, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerend goed, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar het onroerend goed is gelegen;

b. De plaats van personenvervoerdiensten en goederenvervoerdiensten is de plaats waar de personen in het vervoermiddel plaatsnemen of de plaats waar de goederen in het vervoermiddel worden ingeladen. (tekst per 30 december 2022)

c. de plaats van diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden;

d. de plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht;

e. de plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een luchtvaartuig of schip is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer;

f. de plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld;

g. de plaats van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

5. De plaats van de volgende diensten, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden, verricht:

a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, opslag, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke goederen.

6. De plaats van een dienst verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verricht.

7. De plaats van dienst van de volgende diensten is de plaats waar de persoon voor wie deze dienst wordt verricht, is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;

b. diensten op het gebied van de reclame;

c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;

d. de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

f. het beschikbaar stellen van personeel;

g. de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;

h. telecommunicatiediensten;

i. radio- en televisieomroepdiensten;

j. elektronische diensten.

8. In afwijking van de regeling volgens lid 7 ter zake van de diensten onder de onderdelen h, i en j, geldt als plaats van dienst de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft indien:

a. de afnemer een andere persoon dan een ondernemer is en

b. het totaal van de bruto vergoedingen ter zake van de diensten in het lopende kalenderjaar meer dan SRD 500.000,- (vijfhonderdduizend Surinaamse dollar) bedraagt en

c. die grens ook in het voorgaande kalenderjaar niet is overschreden.

d. De Minister kan bij beschikking de in onderdeel b genoemde omzetgrens aanpassen.

Artikel 10
Maatstaf van heffing

  1. De belasting wordt berekend over de vergoeding.
  2. Onder de vergoeding wordt verstaan het totale ter zake van de levering of de dienst in rekening gebrachte bedrag, de belasting zelf daaronder niet begrepen.
  3. Indien de vergoeding niet of slechts gedeeltelijk uit een geldsom bestaat, is de vergoeding de waarde in het economische verkeer van de tegenprestatie verhoogd met de geldsom voor zover van toepassing.
  4. Indien ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.
  5. De vergoeding van de levering of de dienst tussen partijen die met elkaar verbonden zijn, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer, indien de vergoeding minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer en de in rekening gebrachte BTW niet geheel of gedeeltelijk aftrekbaar is.
  6. Ten aanzien van de leveringen als bedoeld in artikel 6 lid 3, wordt de vergoeding gesteld op de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs berekend op het tijdstip waarop de handeling wordt uitgevoerd.
  7. Ten aanzien van de diensten als bedoeld in artikel 7 lid 2, wordt de vergoeding gesteld op de waarde van de dienst of van soortgelijke diensten of, indien er geen waarde van de dienst is, de door de ondernemer voor het verrichten van die diensten gemaakte uitgaven.
  8. Indien de vergoeding is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de Surinaamse dollar, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers van de Centrale Bank van Suriname, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt.
  9. Het is niet toegestaan om, in de gevallen waarin volgens deze wet BTW verschuldigd is, goederen of diensten aan te bieden tegen prijzen waarin de belasting niet is begrepen.
  10. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen met betrekking tot de bepaling van de vergoeding.

Artikel 11
Wijze van heffing

  1. De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering van het goed of de dienst verricht.
  2. In geval de ondernemer niet in Suriname woont of gevestigd is en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering van het goed of de dienst wordt verricht, en degene aan wie de levering van het goed of de dienst wordt verricht een ondernemer is die in Suriname woont of is gevestigd of aldaar een vaste inrichting heeft, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering van het goed of de dienst wordt verricht. De ondernemer zal, volgens het regime van verlegging van de heffing, de BTW dienen te voldoen in zijn aangifte volgens artikel 13.
  3. Bij invoer van goederen door een ondernemer kan, bij Staatsbesluit onder bepaalde voorwaarden, worden toegestaan dat de BTW niet aan de ontvanger betaald dient te worden maar wordt voldaan, volgens het regime van de verlegging van de heffing, door opname door de ondernemer-invoerder van de verschuldigde BTW bij invoer in zijn aangifte volgens artikel 13.
  4. Het Staatsbesluit volgens lid 3 zal pas per 1 januari 2024 in werking treden. (tekst per 30 december 2022)

Artikel 12
Tijdstip van verschuldigdheid

  1. De belasting wordt verschuldigd:
    a. in gevallen waarin volgens artikel 27 een factuur moet worden uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking;
    b. indien uitreiking van de factuur volgens onderdeel a niet tijdig plaatsvindt, op het tijdstip waarop zij uiterlijk had moeten geschieden;
    c. in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.
  2. In afwijking van lid 1, wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.
  3. Degene die ten onrechte onder de benaming van belasting over de toegevoegde waarde of BTW gelden in rekening brengt, is:
    a. zulks verschuldigd op het tijdstip, of op de tijdstippen waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen;
    b. gehouden hiervan aangifte te doen en af te dragen volgens artikel 13.

Artikel 13
Doen van aangifte en betaling

  1. De ondernemer is gehouden de in een tijdvak van aangifte verschuldigd geworden belasting op aangifte te voldoen.
  2. De ondernemer is gehouden van de volgens lid 1 verschuldigde belasting, volledig, duidelijk en zonder voorbehoud aangifte te doen bij de Inspecteur vóór de zestiende dag van de maand volgend op dat tijdvak.
  3. De Minister bepaalt bij beschikking de mogelijkheid tot het doen van aangifte via elektronische weg en onder welke voorwaarden.
  4. De volgens de aangifte verschuldigde belasting wordt bij de Ontvanger voldaan uiterlijk vóór de gestelde datum van lid 2.
  5. Indien de verschuldigde belasting niet tijdig is voldaan, zal aan de ondernemer interest in rekening worden gebracht in verband met de late betaling.
  6. Een ieder aan wie door de Inspecteur een aangiftebiljet is uitgereikt is gehouden tot het doen van aangifte.
  7. De aangifte wordt door de ondernemer ingevuld overeenkomstig de aanwijzingen bij het aangiftebiljet.
  8. De ondernemer aan wie geen aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden vóór het tijdstip waarop de belasting moet worden voldaan, de Inspecteur te verzoeken een aangiftebiljet aan hem uit te reiken.
  9. De Inspecteur kan, onder door hem gestelde voorwaarden, uitstel verlenen voor het doen van aangifte.
  10. De Minister stelt bij beschikking het model voor het aangiftebiljet vast, alsmede de aanwijzingen tot invulling van het aangiftebiljet.

Artikel 14
Regeling van aftrek belasting

  1. De in artikel 3 bedoelde belasting die de ondernemer in aftrek brengt, is:
    a. de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een volgens artikel 27 en volgende opgemaakte factuur;
    b. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is voldaan:
    1°. ter zake van invoer van goederen bestemd voor de ondernemer, waarbij hij beschikt over een invoerdocument waaruit voomoemde bestemming blijkt;
    2°. op grond van artikel 11 lid 2 lid ter zake van aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten.
  2. De aftrek volgens lid 1 vindt slechts plaats voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor BTW belastbare handelingen.
  3. De ondernemer brengt eveneens in aftrek de BTW volgens lid 1, voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor handelingen door de als zodanig handelende ondernemer buiten Suriname verricht, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan wanneer zij binnen Suriname zouden plaatsvinden.
  4. De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt.
  5. Indien op het tijdstip waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt dat de belasting voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, wordt hij de te veel of te weinig afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd met als gevolg dat:
    a. de verschuldigd geworden belasting volgens artikel 13 door hem moet worden voldaan;
    b. de te weinig afgetrokken belasting bij hem alsnog in aftrek komt volgens artikel 14.
  6. Geen aftrek van belastmg vindt plaats welke in rekening is gebracht ter zake van:
    a. het verstrekken van spijzen, dranken en tabaksproducten;
    b. het verstrekken van relatiegeschenken en andere giften;
    c. het verstrekken van loon in natura en gelegenheid tot ontspanning;
    d. motorvoertuigen bestemd voor personenvervoer en van goederen of diensten die met dergelijke motorvoertuigen verband houden, uitgezonderd autodealers, autoleasebedrijven en motorvoertuigen met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3.500 kg.
  7. Een herziening van de aftrek vindt niet plaats in geval van:
    a. naar behoren aangetoonde vernietiging, verlies of diefstal van goederen;
    b. onttrekkingen van goederen voor het verstrekken van geschenken van geringe waarde en van monsters, als bedoeld in artikel 6 lid 6.
  8. Het afstoten van goederen, welke de ondernemer in zijn onderneming heeft gebruikt, wordt niet beschouwd als een handeling die voor de berekening van de aftrek bij de ondernemer in aanmerking komt.
  9. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen voor:
    a. het in bepaalde gevallen geheel of gedeeltelijk uitstorten van de in lid 1 bedoelde aftrek zulks ter voorkoming dat op goederen en diensten, welke worden gebruikt voor het voeren van een zekere staat en voor personeelsvoorzieningen, de belasting geheel of gedeeltelijk niet drukt;
    b. de aftrek van de in dit artikel bedoelde belasting.

Artikel 15
Splitsing van aftrek belasting

  1. De aftrek van de in artikel 2 bedoelde belasting geschiedt met inachtneming van het volgende:
    a. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor recht op aftrek van belasting bestaat, komt de belasting geheel voor aftrek in aanmerking;
    b. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat, komt de belasting in het geheel niet voor aftrek in aanmerking;
    c. met betrekking tot goederen en diensten die zowel voor de onderdelen a en b bedoelde handelingen worden gebruikt, komt voor aftrek in aanmerking het gedeelte van de belasting dat in dezelfde verhouding staat tot die belasting als het totaal van de brutovergoedingen voor de handelingen als bedoeld in onderdeel a staat tot het totaal van de vergoedingen voor de handelingen als bedoeld in de onderdelen a en b;
    d. indien de ondernemer, naast de in lid 1 onderdeel c bedoelde handelingen, andere handelingen verricht waarvoor geen recht van aftrek bestaat, dan moet de aftrek van belasting ter zake van goederen en diensten gebruikt voor laatstbedoelde handelingen eerst in die mate van aftrek worden uitgesloten voordat lid 1, onderdeel c wordt toegepast
  2. In afwijking van het bepaalde in dit artikel inzake splitsing van belasting, worden voor de toepassing van de aftrek afzonderlijk in aanmerking genomen:
    a. onroerende goederen en rechten, als bedoeld in artikel 6 lid 2, waaraan deze zijn onderworpen;
    b. roerende goederen waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting afschrijft, of waarop zou kunnen worden afgeschreven indien hij aan inkomstenbelasting zou zijn onderworpen;
    c. de opbrengsten van het afstoten van eerder in zijn onderneming gebruikte bedrijfsmiddelen.
  3. Met betrekking tot de in lid 2 onderdeel a bedoelde onroerende goederen en rechten waaraan deze zijn onderworpen wordt de aftrek herzien in elk van de negen boekjaren, volgende op het boekjaar waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een tiende gedeelte van de belasting op basis van de voor het boekjaar geldende gegevens.
  4. Met betrekking tot de in lid 2 onderdeel b, bedoelde roerende goederen wordt de aftrek herzien in elk van de vier boekjaren, volgende op het boekjaar waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een vijfde gedeelte van de belasting op basis van de voor het boekjaar geldende gegevens.
  5. De herziening blijft achterwege in het boekjaar waarin de belasting voor aftrek in aanmerking komt op basis van de voor dat boekjaar geldende gegevens en niet meer dan tien procent verschilt van de in aftrek gebrachte belasting.
  6. In geval van levering door de ondernemer van de in lid 2 bedoelde goederen binnen de termijn waarin de aftrek wordt herzien, zijn het derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing. De ondernemer wordt dan geacht tot het einde van die termijn het goed voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken uitsluitend ten behoeve van:
    a. belaste handelingen, mdien ter zake van de levering van het goed belasting verschuldigd is;
    b. vrijgestelde handelingen, indien ter zake van de levering van het goed geen belasting verschuldigd is;
    c. de herziening geschiedt in één keer bij de aangifte over het tijdvak waarin de levering plaatsvindt.
  7. Indien aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van de in lid 1, onderdeel c bedoelde goederen en diensten, als geheel genomen, niet overeenkomt met de aldaar bedoelde verhouding, wordt het voor aftrek in aanmerking komende gedeelte van de belasting van die goederen en diensten berekend op basis van het werkelijke gebruik met als gevolg dat:
    a. de verschuldigd geworden belasting volgens artikel 13 door de ondernemer moet worden voldaan;
    b. de te weinig afgetrokken belasting bij hem alsnog in aftrek komt ingevolge artikel 17.
  8. Indien de ondernemer twee of meer goederen of diensten van dezelfde soort gebruikt, worden deze goederen en diensten geacht mede te worden gebruikt voorprestaties waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat, tenzij blijkt welke van die goederen of diensten uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat en welke uitsluitend voor prestaties worden gebruikt waarvoor dat recht wel bestaat.
  9. Het door de ondernemer afstoten van eerder in zijn onderneming gebruikte goederen wordt niet aangemerkt als een handeling die voor recht op aftrek van belasting in aanmerking komt.
  10. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen voor de aftrek en de herziening van de aftrek van de in dit artikel bedoelde voorbelasting.

Artikel 16
Berekening van aftrek belasting

  1. De berekening van de in artikel 15 bedoelde aftrek geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de belasting aftrekbaar is.
  2. Het verhoudingsgetal als bedoeld in artikel 15 lid 1 onderdeel c wordt jaarlijks alsvolgt berekend:
    a. voor het eerste boekjaar wordt een voorlopig verhoudingsgetal bepaald uitgaande van een toepasselijk exploitatie-overzicht;
    b. bij de aangifte over het laatste tijdvak van aangifte van dat jaar vindt een herziening van dit voorlopig verhoudingsgetal plaats overeenkomstig de werkelijke gegevens van het gehele boekjaar die dan het definitief verhoudingsgetal van dat jaar wordt;
    c. dat definitief verhoudingsgetal wordt dan het voorlopig verhoudingsgetal voor het volgende boekjaar;
    d. met uitzondering van het eerste boekjaar, hoeft de ondernemer de herziening van de aftrek niet te doen wanneer het verschil tussen het voorlopig en het definitief verhoudingsgetal niet meer dan 10% bedraagt.
  3. De herziening als bedoeld in artikel 15 lid 3 tot en met lid 7, geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de ondernemer de goederen of diensten is gaan gebruiken.

Artikel 17

Teruggaaf van belasting

  1. Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt het verschil aan de ondernemer terugbetaald.
  2. De terugbetaling van het voor teruggaaf in aanmerking’ komende bedrag aan de ondernemer moet plaatsvinden binnen één maand nadat zijn recht op teruggaaf van belasting is ontstaan.
  3. De in lid 2 bedoelde termijn kan worden opgeschort met een periode van maximaal twee maanden. De Inspecteur dient de ondernemer schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte te stellen van deze opschorting.
  4. Indien het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag minder bedraagt dan SRD 1.000,- (duizend Surinaamse dollar) kan de Inspecteur beslissen dat het verrekend moet worden in een door hem aangewezen tijdvak.
  5. De Ontvanger kan beslissen om de voor teruggaaf in aanmerking komende belasting te verrekenen met op grond van deze wet uitstaande belastingschulden, rentes, boetes en kosten van de ondernemer.
  6. Indien de terugbetaling van belasting niet uiterlijk binnen de gestelde termijn van lid 2 en lid 3 plaatsvindt, heeft de ondernemer recht op vergoeding van interest in verband met late terugbetaling.
  7. De beslissing om een teruggaaf volgens lid 1 geheel dan wel gedeeltelijk niet toe te kennen, wordt door de Inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking genomen.
  8. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen voor de teruggaaf van belasting, verrekening en te vergoeden interest volgens dit artikel.

HOOFDSTUK III

HEFFING TER ZAKE VAN INVOER

Artikel 18

Invoer

Invoer is het brengen van goederen in het vrije verkeer in Suriname.

Artikel 19

Douanewaarde

  1. De belasting bij invoer wordt berekend over de douanewaarde, vermeerderd met het invoerrecht, de accijnzen en de andere bij invoer verschuldigde heffingen, met uitzondering van de ter zake van die invoer verschuldigde BTW.
  2. De douanewaarde als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de waarde die zijn opgenomen in de Wet Tarief van Invoerrechten 1996.

Artikel 20

Douanewetgeving

  1. Op de heffing van de belasting die ter zake van de invoer verschuldigd is, zijn de bepalingen van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 en de Scheepvaartwet 1908 van overeenkomstige toepassing.
  2. Voor zover krachtens de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 of de Scheepvaartwet 1908 inzake de heffing van invoerrechten rechtsmiddelen openstaan, geldt hetgeen ten aanzien van de invoerrechten onherroepelijk is komen vast te staan, ook onherroepelijk voor de belasting.
  3. De Minister kan bij beschikking, onder hem te stellen voorwaarden, vrijstelling van belasting verlenen voor de invoer van:
    a. goederen op grond van het Grondstoffenbesluit 1997 (S.B. 1997 no. 48 zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021, no. 32);
    b.  overige goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van invoerrechten bestaat, zulks met uitzondering van goederen die voldoen aan de CARICOM oorsprongregels.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDERE REGELINGEN

Artikel 21
Drempelomzet

1 De in Suriname woonachtige of gevestigde ondernemer die per kalenderjaar in Suriname een belaste omzet exclusief BTW behaalt van SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) of minder, is vrijgesteld van de in deze wet opgenomen verplichtingen waaronder het doen van aangifte en het betalen van belasting, en heeft evenmin de rechten die door deze wet aan ondernemers worden toegekend, met name het recht op aftrek van de BTW.

2. De ondernemer die per kalenderjaar qua omzet de grens van SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) exclusief BTW overschrijdt, heeft de verplichting zich terstond te registreren voor de BTW-heffing.

3. Indien een ondernemer meer dan één economische activiteit heeft, worden voor dit artikel al zijn economische activiteiten gezamenlijk in aanmerking genomen ter bepaling van zijn omzet exclusief BTW.

4. Indien de ondernemer die is vrijgesteld van het voldoen van de belasting op grond van lid 1 in een kalenderjaar een omzet, exclusief BTW heeft behaald van meer dan SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar), dient over het deel van de omzet waarmee het voormelde grensbedrag wordt overschreden belasting te worden voldaan. In dat geval zal de ondernemer voor wat betreft zijn gehele omzet in de daarop volgende twee kalenderjaren niet meer in aanmerking komen voor de in lid 1 bedoelde vrijstelling, zelfs indien gedurende voornoemde periode zijn omzet de grens van SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) niet overschrijdt.

5. Indien een ondernemer die een omzet van meer dan SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) heeft, gedurende een bepaald kalenderjaar een omzet haalt die SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) niet overschrijdt, dan kan hij op zijn verzoek en met toestemming van de Inspecteur, de vrijstelling genieten als bedoeld in lid 1 voor het daaropvolgende kalenderjaar. In zulk geval is lid 4 dan van overeenkomstige toepassing.

6. Een ondernemer kan op zijn verzoek, door de Inspecteur toestemming worden verleend om bij een omzet van SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) of minder toch de rechten en verplichtingen volgens de wet op hem van toepassing te laten zijn. In dit geval zal de ondernemer in de daaropvolgende 2 kalenderjaren de rechten en verplichtingen hebben van een ondernemer met een omzet die SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) overschrijdt.

7. De Inspecteur oordeelt binnen dertig (30) dagen, bij beschikking op het volgens lid 5 en lid 6 ingediende verzoek.

8. Indien naar oordeel van de Inspecteur de ondernemer per kalenderjaar een omzet heeft van meer dan SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar), registreert de Inspecteur deze overeenkomstig de overige leden van dit artikel.

9. De Minister kan bij beschikking de in lid 1 genoemde omzetgrens aanpassen en tevens nadere regels vaststellen, ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 22

Overgang algemeenheid van goederen

  1. Bij de overgang van een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen of diensten al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of diensten plaatsvinden en treedt degene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager.
  2. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 23
Teruggaaf van belasting op verzoek

  1. Op verzoek van de ondernemer wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van leveringen en diensten, voor zover de vergoeding:
    a. niet is of niet zal worden ontvangen en kan worden aangetoond door de ondernemer;
    b. wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen;
    c. wordt terugbetaald door ontbinding of vernietiging van de overeenkomst;
    d. evenals in geval de BTW niet verschuldigd was.
  2. De ondernemer betaalt met uitreiking van een kredietnota in de gevallen als bedoeld in lid 1 onderdelen b en c aan zijn contractspartij het teveel gefactureerde BTW terug die de contractspartij kan behouden in de mate hij de BTW op de oorspronkelijke factuur niet heeft kunnen aftrekken.
  3. De ondernemer die volgens artikel 14 belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, wordt het afgetrokken bedrag naar evenredigheid als belasting verschuldigd op het tijdstip waarop en voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen dan wel heeft terugontvangen.
  4. De verschuldigdheid van belasting volgens lid 3 ontstaat één jaar na de opeisbaarheid van de vergoeding, voorzover deze op dat tijdstip nog niet is betaald, en wordt vervolgens op grond van artikel 13 voldaan.
  5. Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.
  6. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 24

Kasstelsel

De Minister kan bij beschikking regels stellen volgens welke daarbij aangewezen ondernemers die niet aan ondernemers plegen te leveren of diensten plegen te verrichten, de belasting ter zake van leveringen en diensten worden verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. De belasting wordt dan berekend over de voldane vergoeding.

HOOFDSTUK V

NAHEFFING

Artikel 25
Naheffingsaanslag

  1. Belasting welke op aangifte behoort te worden voldaan en die niet of slechts gedeeltelijk is betaald, of belasting welke te veel in aftrek is gebracht, kan bij aanslag worden nageheven.
  2. De bevoegdheid tot naheffing vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarin de belasting teveel in aftrek is gebracht.
  3. Indien het niet of slechts gedeeltelijk betalen van de verschuldigde of teveel in aftrek gebrachte belasting het gevolg is van opzet of grove schuld, vervalt de bevoegdheid tot naheffing na verloop van tien jaren.

4. De naheffingsgrondslag wordt door de Inspecteur zo nodig tot een geschat bedrag vastgesteld en opgelegd aan degene die de belasting verschuldigd was, of aan degene die teveel belasting in aftrek heeft gebracht,

5. Heffingsrente wordt berekend indien een naheffingsaanslag ingevolge lid 1 is vastgesteld.

6. De Inspecteur stelt het bedrag van de heffingsrente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

7. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen ter uitvoering van de heffingsrente volgens dit artikel.

8. De Inspecteur is bevoegd om meerdere naheffingsaanslagen op te leggen over hetzelfde tijdvak, indien blijkt dat zich nieuwe feiten voordoen als gevolg waarvan geen of te weinig belasting is betaald of indien teveel belasting in aftrek is gebracht of in gevallen waarbij er wel belasting wordt ingehouden, maar niet afgedragen. (tekst per 5 september 2023)

HOOFDSTUK VI

ADMINISTRATIEVE EN OVERIGE VERPLICHTINGEN

Artikel 26

Voeren van administratie

  1. De ondernemer is gehouden een administratie te voeren ter zake van:
    a. de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit Suriname, alsmede van andere gegevens die van belang zijn voor de heffing van de belasting;
    b. de aan hem en door hem uitgereikte facturen en andere documenten, zoals kassastrookjes;
    c. de uitgaven en ontvangsten ter zake van de aan hem en door hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten;
    d. het betrekken van de voor hem ingevoerde goederen;
    e. de door hem toegepaste aftrek van belasting.
  2. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 27

Uitreiking van facturen

  1. De ondernemer is verplicht gedagtekende en doorlopend genummerde facturen aan zijn afnemers uit te reiken, indien die afnemers ondernemers zijn:
    a. ter zake van zijn verrichte belaste leveringen of diensten;
    b. ter zake van vooruitbetalingen aan hem gedaan, voordat de belaste levering of dienst is verricht.
  2. De ondernemer die op eigen naam en voor eigen rekening goederen invoert en die de door hem ingevoerde goederen doorlevert, is eveneens verplicht voor deze leveringen aan zijn afnemers gedagtekende en doorlopend genummerde facturen uit te reiken.
  3. De facturen dienen te worden uitgereikt binnen vijftien dagen na afloop van de maand waarin het goed is geleverd of de dienst is verricht. In geval van vooruitbetalingen als bedoeld in lid 1 onderdeel b, dient de factuur telkens te worden uitgereikt vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan.
  4. Op de factuur dient het bedrag van de verschuldigde belasting te worden vermeld.
  5. De ondernemer is verplicht een dubbel op te maken van de door hem uitgereikte facturen.
  6. De ondernemer die ten behoeve van een ander douanehandelingen verricht, is gehouden zijn opdrachtgever, binnen vijftien dagen nadat de goederen zijn ingevoerd, een afrekening te verstrekken waarin de ter zake van de invoer betaalde belasting afzonderlijk wordt vermeld. De opdrachtgever dient een afschrift te worden verstrekt van het invoerdocument waarop de goederen zijn ingevoerd.
  7. Indien de afnemer geen ondernemer is, kan de ondernemer gebruik maken van een kasregistratiesysteem als bedoeld in artikel 28 lid 2. Op de doorlopend genummerde kassabon dient wel het toegepaste tarief te worden vermeld. (tekst per 30 december 2022)

Artikel 28
Factuurvereisten

  1. Op de factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:
    a. de datum van uitreiking;
    b. een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur éénduidig wordt geïdentificeerd;
    c. het fiscaal identificatienummer waaronder de ondernemer de levering of de dienst heeft verricht;
    d. het fiscaal identificatienummer van de afnemer aan wie de levering of dienst is verricht en van wie de belasting wordt geheven,
    e. de naam en het adres van de ondernemer en zijn afnemer;
    f. de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;
    g. de datum waarop de levering of de dienst heeft plaatsgevonden of is voltooid;
    h. de vergoeding met betrekking tot elk tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs exclusief belasting;
    i. het toegepaste tarief;
    j. het verschuldigde bedrag van de belasting;
    k. in geval van een vrijstelling, vermelding daarvan;
    l. voor de levering en invoer van motorvoertuigen het merk, het model, de cilinderinhoud, en het chassisnummer, en voor werkzaamheden aan het motorvoertuig de nummerplaat;
    m. wanneer de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, de vermelding “BTW verlegd”.
  2. Ondernemers die gebruik maken van een kasregistratiesysteem voor verkopen dienen het systeem zodanig in te richten dat:
    a. een afschrift van de door de ondernemer te bewaren kassastrook kan worden afgegeven aan de afnemer;
    b. de gegevens, bedoeld in lid 1 onderdelen a, b, c en d, voor wat betreft de naam en het adres van de ondernemer, onderdelen f, g, h, i, j en k, duidelijk en overzichtelijk per transactie op de kassastrook staan.
  3. De Minister kan bij beschikking nadere regels geven ter zake van de gegevens welke moeten worden vermeld in de facturen en het dubbel daarvan.

Artikel 29
Wijze van uitreiking facturen

  1. Facturen mogen zowel op papier worden uitgereikt als, onder voorbehoud van aanvaarding door de afnemer, elektronisch worden verzonden.
  2. Elektronisch verzonden facturen worden door de Inspecteur aanvaard, mits de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud, alsmede de leesbaarheid ervan wordt gewaarborgd.
  3. Ingeval facturen elektronisch worden opgeslagen, worden de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud waarborgen, eveneens opgeslagen.
  4. Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde afnemer wordén verzonden of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voorzover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.
  5. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen ter uitvoering van dit artikel

Artikel 30
Overzichtelijkheid van administratie

  1. De in artikel 26 bedoelde administratie wordt in de Nederlandse taal op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze gevoerd en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze bewaard, dat ten allen tijde duidelijkheid bestaat omtrent de rechten en verplichtingen van de ondernemer, alsmede over de overige voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens.
  2. De ondernemer is verplicht de administratie gedurende een periode van tien jaren te bewaren.

Artikel 31
Wijze van uitreiking facturen

  1. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de Inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is.
  2. De ondernemer is gehouden de Inspecteur alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevraagd, met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en werking van de administratie.
  3. De ondernemer is gehouden desgevraagd aan de Inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing te zijnen aanzien.
  4. De ondernemer is gehouden, de in artikel 30 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten die invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, desgevraagd aan de Inspecteur ter inzage te verstrekken.
  5. De in lid 4 bedoelde verplichting geldt onverminderd voor een derde bij wie zich gegevensdragers bevinden van degene die gehouden is deze, of de inhoud daarvan, aan de Inspecteur voor raadpleging beschikbaar te stellen.
  6. De Inspecteur stelt degene wiens gegevensdragers hij bij een derde voor raadpleging vordert gelijktijdig in kennis van de vordering hiertoe.
  7. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud binnen een door de Inspecteur te bepalen termijn, te worden verstrekt op een door de Inspecteur te bepalen wijze.
  8. Een ieder die gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken moet toestaan dat van de voor de raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt.

Artikel 32
Verlening van toegang

  1. Degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, is verplicht de Inspecteur desgevraagd toegang te verlenen tot alle gedeelten van dat gebouw en alle grond voor zover dat ingevolge deze wet in te stellen onderzoek nodig is.
  2. De gevraagde toegang moet, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en de algemeen erkende feestdagen, worden verleend tussen acht uur ’s ochtends en zes uur ’s avonds;.
  3. Indien het gebouw of de grond wordt gebruikt voor het uitoefenen van een onderneming wordt, voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is het onderzoek te doen plaatsvinden gedurende de in lid 2 van dit artikel bedoelde uren, de gevraagde toegang verleend tijdens de uren waarin het gebruik voor de uitoefening van die onderneming feitelijk plaatsvindt.
  4. De gebruiker van het gebouw of de grond is verplicht desgevraagd de aanwijzingen te geven die voor het onderzoek nodig zijn.

Artikel 33
Invordering van belasting en belastingheffing van derden

  1. De in de artikelen 30 tot en met 32 geregelde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing op de invordering van de belasting.
  2. Met betrekking tot ondernemers zijn de in de artikelen 30 en 31 geregelde verplichtingen van overeenkomstige toepassing op de belastingheffing van derden.

Artikel 34
Geen beroep op geheimhoudingsplicht

  1. Voor een weigering om te voldoen aan de in de artikel 31 omschreven verplichtingen kan niemand zich met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit enigerlei hoofde tot geheimhouding verplicht is, zelfs niet indien deze hem bij een wettelijke bepaling is opgelegd.
  2. De Minister kan, met inachtneming van het advies van de President van de Centrale Bank van Suriname, nadere regels stellen ten aanzien van de medewerking te verlenen door banken en kredietinstellingen.

Artikel 35
Geen terbeschikkingstelling van gegevensdragers

Een ondernemer die niet of slechts gedeeltelijk voldoet aan de vordering gegevensdragers, of de inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen, wordt voor de toepassing van de artikelen 48 lid 5 en 49 lid 5 geacht niet volledig te hebben voldaan aan de bij artikelen 30 tot en met 32 opgelegde verplichtingen, tenzij aannemelijk is dat dit het gevolg is van overmacht

Artikel 36
Boekhouding in andere muntsoort

  1. Onverminderd hetgeen omtrent het voeren van een administratie in deze wet is bepaald, kan de ondernemer op schriftelijk verzoek en onder de Minister te stellen voorwaarden, zijn boekhouding voeren in een andere taal en in een door de Minister aan te wijzen muntsoort.
  2. Indien lid 1 van dit artikel van toepassing is, worden de bedragen die in deze wet zijn genoemd, tot de door de Minister aangewezen muntsoort herleid volgens de door de Centrale Bank van Suriname vastgestelde geünificeerde wisselkoers.
  3. Indien lid 1 van toepassing is, wordt de betaling van de verschuldigde belasting eveneens gedaan in de aangewezen muntsoort.

HOOFDSTUK VII

ADMINISTRATIEVE BOETEN

Artikel 37
Niet of te late indiening van aangifte

  1. Indien de belastingplichtige de aangifte ingevolge artikel 13 lid 1 niet, dan wel niet binnen de in lid 2 van voormeld artikel gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een administratieve boete kan opleggen van ten hoogste SRD 10.000,- (tienduizend Surinaamse dollar).
  2. De Inspecteur legt de boete als bedoeld in lid 1 bij een voor bezwaar vatbare beschikking op.
  3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1, vervalt door het verloop van 5 (vijf) jaar na het einde van de termijn waarbinnen de aangifte had moeten worden gedaan.

Artikel 38
Niet of te late betaling

  1. Indien de belastingplichtige de belasting niet of gedeeltelijk niet vóór het in artikel 13 lid 2 genoemde tijdstip heeft voldaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een administratieve boete kan opleggen van ten hoogste SRD 10.000,- (tienduizend Surinaamse dollar).
  2. De Inspecteur legt de boete als bedoeld in lid 1 bij een voor bezwaar vatbare beschikking op.
  3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1 vervalt door het verloop van 5 (vijf) jaar na het einde van het kalenderjaar waarbinnen de betaling had moeten worden gedaan.

Artikel 39
Opzet of grove schuld

  1. Indien het niet of gedeeltelijk niet tijdig betalen van de belasting het gevolg is van opzet of grove schuld van de belastingplichtige, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de Inspecteur een administratieve boete kan opleggen van ten minste vijf procent en ten hoogste honderd procent van het bedrag van de belasting dat niet of niet tijdig is betaald.
  2. De Inspecteur kan de boete als bedoeld in lid 1 op een ander moment opleggen dan het moment waarop de naheffingsaanslag wordt vastgesteld.
  3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1 vervalt door het verloop van tien jaar na het einde van het kalenderjaar waarbinnen de betaling had moeten worden gedaan.
  4. Een ingevolge dit artikel opgelegde administratieve boete wordt naar evenredigheid verlaagd, indien de aanslag waarover boete is berekend wordt verminderd of vernietigd.

Artikel 40
Oplegging van administratieve boete

  1. De Inspecteur legt de administratieve boete op bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
  2. Op verzoek van de belastingplichtige, die de beschikking onvoldoende begrijpt als gevolg van zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, wordt de beschikking mondeling toegelicht in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 41
Administratieve verplichtingen en administratieve boete

  1. De bepalingen betreffende administratieve verplichtingen, zijn ter zake van het opleggen van een administratieve boete van overeenkomstige toepassing.
  2. In afwijking van lid 1 is de belastingplichtige, tegen wie het onderzoek naar de oplegging van een administratieve boete is gericht, zelf niet gehouden tot het mondeling of schriftelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen.

Artikel 42
Gronden van administratieve boete

  1. Indien de Inspecteur overweegt om op grond van artikel 39 een administratieve boete op te leggen, stelt de Inspecteur de bel&itingplichtige voorafgaand aan de definitieve oplegging op de hoogte van de gronden waarop het voornemen van de oplegging van de administratieve boete berust.
  2. De Inspecteur stelt de belastingplichtige binnen een door hem vast te stellen termijn van ten hoogste twee weken in de gelegenheid de vermelde gronden gemotiveerd te betwisten.

Artikel 43
Oproep tot horen

  1. De Inspecteur kan de belastingplichtige ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem op grond van artikel 39 een administratieve boete zal worden opgelegd, schriftelijk oproepen om te worden gehoord.
  2. In de oproep volgens lid 1, deelt de Inspecteur de belastingplichtige mede dat hij zich desgewenst kan doen bij staan.
  3. Voor het in lid 1 bedoelde gesprek aanvangt, deelt de Inspecteur de belastingplichtige mede dat deze niet verplicht is te antwoorden.
  4. De Inspecteur kan op verzoek van de belastingplichtige die kennelijk de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, toestaan dat bij het gesprek een tolk aanwezig is.

Artikel 44
Inzage in gegevensdragers

Op diens verzoek stelt de Inspecteur de belastingplichtige, die opgeroepen is om te worden gehoord, in de gelegenheid inzage te nemen in de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen van een administratieve boete is gebaseerd.

Artikel 45
Geen oplegging van administratieve boete

Een administratieve boete als bedoeld in artikel 39 wordt niet opgelegd, indien de belastingplichtige de verschuldigde belasting betaalt vóórdat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of op • het punt staat bekend te worden met het niet of gedeeltelijk niet betaald zijn van verschuldigde belasting.

Artikel 46
Vervallen van administratieve boete

  1. De bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve boete als bedoeld in artikel 39 vervalt, indien de belastingplichtige voor het vergrijp waarvoor de administratieve boete kan worden opgelegd bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vrijgesproken, ontslagen van rechtsvervolging of veroordeeld.
  2. Indien op grond van lid 1 een recht tot het opleggen van een administratieve boete vervalt voor een administratieve boete die reeds is betaald, wordt de alsdan ten onrechte geheven administratieve boeten teruggegeven.

HOOFDSTUK VII

BEZWAAR EN BEROEP

Artikel 47
Indiening van bezwaarschrift

  1. Degene, die bezwaar heeft tegen hem opgelegde naheffingsaanslag of tegen een ingevolge enige bepaling van de wet door de Inspecteur genomen beschikking, kan binnen zestig dagen na de dagtekening van de aanslag of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
  2. De belastingplichtige, die bezwaar heeft tegen het bedrag dat door hem als belasting op aangifte is voldaan, kan binnen zestig dagen nadat de belasting op grond van artikel 13 lid 2 uiterlijk moet zijn voldaan, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
  3. In het bezwaarschrift dienen de gronden van het bezwaar en het bestreden belastingbedrag duidelijk te worden vermeld.

Artikel 48
Uitspraak op bezwaarschrift

  1. Op het bezwaarschrift wordt uitspraak gedaan door de Inspecteur.
  2. Een afschrift van de uitspraak wordt bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs aan de belastingplichtige uitgereikt,
  3. Indien de belastingplichtige het verlangen daartoe te kennen geeft, wordt hij door of namens de Inspecteur vóór de uitspraak gehoord.
  4. De Inspecteur kan de belastingplichtige ook ambtshalve oproepen tot het verstrekken van inlichtingen.
  5. Indien het bezwaar is gericht tegen een naheffingsaanslag met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 30 tot en met 32, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de naheffingsaanslag gehandhaafd, tenzij is gebleken, dat en in hoeverre de naheffingsaanslag onjuist is.
  6. De inspecteur doet een met redenen omklede uitspraak op het bezwaarschrift uiterlijk binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift.
  7. Indien de inspecteur niet in de gelegenheid is om binnen de in lid 6, bedoelde termijn uitspraak, op het bezwaar te doen, stelt hij de belanghebbende hiervan schriftelijk in kennis, onder mededeling van de reden waarom nog geen uitspraak kan worden gedaan.
  8. De Inspecteur kan met schriftelijke toestemming van de Minister de uitspraak voor ten hoogste 1 (één) jaar verdagen.
  9. Het verstrijken van de in lid 6 en lid 7 bedoelde termijn ontheft de Inspecteur niet van zijn verplichting om uitspraak te doen.

Artikel 49
Indienen van beroepschrift

  1. Degene, die bezwaar heeft tegen de uitspraak op zijn bezwaarschrift kan binnen zestig dagen nadat het afschrift ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep gaan bij de Raad van Beroep.
  2. Het beroep moet worden ingediend op basis van de regels die ter zake zijn opgenomen in de Inkomstenbelasting 1922 (G.B. 1921 no. 112, geldende tekst G.B. 1960 no. 84, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021 no. 176) en Wet Tarief Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111), en is gericht tegen één uitspraak.
  3. Uit het beroepschrift moet een conclusie kunnen worden getrokken aangaande het belastingbedrag.
  4. Het beroep wordt behandeld overeenkomstig de regels die ter zake zijn gesteld in de Inkomstenbelasting 1922 (G.B. 1921 no. 112, geldende tekst G.B. 1960 no. 84, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021 no. 176) en Wet Tarief Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111).
  5. De Raad van Beroep wijst het beroep af, indien niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 30 tot en met 32, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre de beslissing waartegen beroep is aangetekend, onjuist is.
  6. De Raad van Beroep wijst het beroep eveneens af, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre de beslissing waartegen beroep is aangetekend, onjuist is.

HOOFDSTUK IX

HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 50
Mede aansprakelijkheid

Indien door toedoen van een ander dan de belastingplichtige ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven, dan wel ten onrechte geheel of gedeeltelijke teruggaaf is verleend, is die ander hoofdelijk aansprakelijk voor die belasting en voor de daaruit voortvloeiende boeten en kosten.

HOOFDSTUK X

VERTEGENWOORDIGING

Artikel 51
Krachtens volmacht of vergunning

  1. Vertegenwoordiging kan plaatshebben krachtens volmacht of met vergunning van de Inspecteur.
  2. Degene die zich wil laten vertegenwoordigen, na te zijn opgeroepen voor een onderhoud met de Inspecteur voor het mondeling verstrekken van gegevens en inlichtingen, is desgevorderd gehouden zelfbij dat onderhoud aanwezig te zijn.

Artikel 52
Vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders

De bevoegdheden en de verplichtingen van een rechtspersoon of een niet rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband kunnen door iedere bestuurder worden uitgeoefend of worden nagekomen.

Artikel 53
Wettelijke vertegenwoordiger

De bevoegdheden en de verplichtingen van een minderjarige, een onder curatele gestelde of iemand die in staat van faillissement is verklaard, of wiens vermogen onder bewind is gesteld, kunnen worden uitgeoefend of worden nagekomen door hun wettelijke vertegenwoordiger, curator of bewindvoerder, desgevorderd zijn deze personen tot nakoming verplicht.

Artikel 54
Uitsluiting van vertegenwoordiging

Om geldige redenen kan de Inspecteur vertegenwoordiging in de nakoming van een verplichting uitsluiten, indien de vertegenwoordigde zelf tot nakoming in staat is.

Artikel 55
Niet toepasselijk op strafvordering

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op strafvordering.

HOOFDSTUK XI

INVORDERING

Artikel 56
Ontvanger belast met invordering

  1. De Ontvanger is belast met de invordering van de ingevolge deze wet verschuldigde belasting, boeten, rentes en kosten.
  2. Naast de bevoegdheden, die de Ontvanger heeft op grond van de Wet van 3 april 1869, no. 23 (geldende tekst, G.B. 1937, no. 143) beschikt de Ontvanger ook over de bevoegdheden die een schuldeiser heeft op grond van enig andere wettelijke bepaling.
  3. Naheffingsaanslagen als bedoeld in artikel 25 zijn invorderbaar vijftien dagen na dagtekening van de aanslag, waarna de Ontvanger zonder enige aanmaning of waarschuwing tot gerechtelijke invordering overgaat, waarbij het bevel tot betaling zonder verder ten uitvoer kan worden gelegd.
  4. In afwijking van lid 3 van dit artikel is een aanslag terstond invorderbaar, indien:
    a. de belastingschuldige in staat van faillissement is verklaard, dan wel in geval van inbeslagneming van zijn roerende en onroerende goederen door of vanwege de Staat;
    b. de Ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige voor het verhaal door de Ontvanger zullen verdwijnen;
    c. de belastingschuldige Suriname metterwoon wil verlaten, dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats buiten Suriname;
    d. de belastingschuldige buiten Suriname woont of is gevestigd, dan wel in Suriname geen vaste woon- of verblijfplaats of plaats van vestiging heeft en de Ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden betaald;
    e. goederen van de belastingschuldige worden verkocht of uitgewonnen ten gevolge van een beslaglegging namens derden;
    f. de aanslag is opgelegd in verband met het niet of slechts gedeeltelijk betalen van de belasting als gevolg van opzet of grove schuld.

HOOFDSTUK XII

GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 57
Ambtelijke en niet-ambtelijke geheimhoudingsplicht

  1. Het is een ieder verboden hetgeen hem in zijn ambt of betrekking bij de uitvoering van deze wet blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitoefening van dat ambt of die betrekking of voor de heffing, controle of inning van verschuldigde belasting.
  2. Het verbod van lid 1 geldt mede voor niet-ambtelijke deskundigen, die in verband met de uitvoering van deze wet worden geraadpleegd of met enige werkzaamheid worden belast.

HOOFDSTUK XIII

STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN

Artikel 58
Geldboete

  1. Degene die aan anderen dan ondernemers goederen en diensten aanbiedt tegen prijzen waarin de belasting niet is begrepen, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste SRD 10.000,- (tienduizend Surinaamse dollar).
  2. Het niet voldoen aan verplichtingen omschreven inde artikelen 13 lid 5 en lid 6, 28 lid 1, 31 lid 4, 31 lid 8, 32 lid 1 en 33 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar).

Artikel 59
Hechtenis of boete

  1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar) of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt.
  2. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar) of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan en deze voor dit doel niet, onjuist of onvolledig ter beschikking stelt.
  3. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar) of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan en deze in valse of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking stelt.
  4. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar) of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens deze wet te stellen eisen en zijn administratie niet overeenkomstig de gestelde eisen voert.
  5. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar), indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht, is bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdrager en deze niet overeenkomstig de gestelde eisen bewaart.
  6. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar), indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 31 lid 2 en deze niet verleent.
  7. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste SRD 50.000,- (vijftigduizend Surinaamse dollar), indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de des gevolgd te weinig geheven belasting, wordt gestraft degene die volgens deze wet verplicht is tot het uitreiken van een factuur en geen, onjuiste of onvolledige factuur uitreikt.

Artikel 60
Gevangenisstraf of boete

  1. Degene die met een oogmerk om geen of te weinig belasting te betalen een bij deze wet voorziene aangifte opzettelijk niet doet, of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doet, of opzettelijk een der feiten begaat als omschreven in artikel 59, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van ten hoogste SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste driemaal van het bedrag van de te weinig betaalde belasting.
  2. Degene die met een oogmerk om geen of te weinig belasting te betalen een bij deze wet voorziene aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig doet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van ten hoogste SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste driemaal het bedrag van de te weinig betaalde belasting.
  3. Het recht op strafvordering ingevolge dit artikel vervalt indien de belastingplichtige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of op het punt staat bekend te worden met de onjuistheid, volledigheid of valsheid.
  4. Degene die in strijd met het bepaalde in artikel 12 lid 3 handelt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van ten hoogste SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar) of, indien het ten onrechte in rekening gebrachte bedrag hoger is, ten hoogste driemaal dit bedrag.

Artikel 61
Schending van geheimhouding

1. Degene, die opzettelijk de bij artikel 57 opgelegde geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie jaren of een geldboete van ten hoogste SRD 500.000,- (vijfhonderdduizend Surinaamse dollar).

2. Degene aan wiens schuld schending van de geheimhoudingsplicht te wijten is, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie jaren of een geldboete van ten hoogste SRD 500.000,- (vijfhonderdduizend Surinaamse dollar).

Artikel 62
Misdrijven en overtreding

  1. De in artikel 59 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
  2. De in artikelen 60 en 61 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

Artikel 63
Opsporing van strafbare feiten

  1. Met het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen medewerkers, tevens belast de door de Minister aangewezen medewerkers van de Belastingdienst.
  2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde medewerkers maken van hun bevindingen proces-verbaal op dat de verdachte in afschrift wordt medegedeeld.
  3. De in lid 1 bedoelde medewerkers hebben, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang tot alle panden en terreinen waarin of waarop naar hun redelijk vermoeden voorwerpen aanwezig zijn die dienstig kunnen zijn bij een opsporing van een bij deze wet strafbaar gesteld feit.
  4. De in lid 1 bedoelde medewerkers zijn bevoegd voorwerpen in beslag te nemen en de uitlevering daarvan te vorderen.
  5. De in lid 1 bedoelde medewerkers treden uitsluitend tot woning dienende lokalen tegen de wil van de bewoner niet binnen zonder vergezeld te zijn van een hulpofficier van Justitie of voorzien te zijn van een bijzonder schriftelijke last van een hulpofficier van Justitie.
  6. Van het binnentreden wordt door de in lid 1 bedoelde medewerkers proces-verbaal opgemaakt, dat binnen tweemaal vier en twintig uur aan de bewoner in afschrift wordt meegedeeld.

Artikel 64
Strafbaar feit door rechtspersoon

  1. Indien een feit, bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in de wet voorziene straffen en maatregelen, indien deze daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken:
    a. tegen die rechtspersoon, of
    b. tegen hen die tot het begaan van het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding aan de verboden gedraging hebben gegeven, of
    c. tegen de onder onderdeel a en onderdeel b genoemde personen tezamen.
  2. Een strafbaar feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, indien het begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, ongeacht of deze persoon ieder afzonderlijk het feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk elementen van dat feit aanwezig zijn.
  3. Indien een strafvervo Iging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door een der bestuurders, in persoon of bij gemachtigde.
  4. Ingevolge de in lid 3 bedoelde strafvervolging kan de rechter dan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen.
  5. Indien de strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, geschiedt de uitreiking van gerechtelijke mededelingen aan de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt of aan de woonplaats van de hoofdbestuurder of een andere bestuurder.
  6. Ingeval de uitreiking betreft een gerechtelijk schrijven als bedoeld in artikel 515 van het Wetboek van Strafvordering, dan is artikel 517 lid 2 en lid 3, van dat wetboek van overeenkomstige toepassing.
  7. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de maatschap, enige andere vereniging van personen en het doelvermogen.
  8. Het bepaalde in lid 1 vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechtspersonen, optredende als bestuurder of vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon.
  9. Geen straf wordt uitgesproken tegen het lid van het bestuur of tegen de van vertegenwoordiger van wie blijkt dat het feit buiten zijn toedoen is gepleegd.

HOOFDSTUK XIV

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 65
Verschuldigdheid van belasting

  1. Indien met betrekking tot leveringen en diensten die na de datum van inwerkingtreding van deze wet door ondernemers worden verricht, de vergoeding vóór deze datum geheel of gedeeltelijk is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk vóór deze datum zal worden voldaan, is ter zake van die leveringen en diensten belasting verschuldigd op de dag van inwerkingtreding van deze wet.
  2. Voor zover met betrekking tot leveringen en diensten die vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet door ondernemers zijn verricht, na deze datum de vergoeding geheel of gedeeltelijk is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk na deze datum zal worden voldaan, is geen belasting verschuldigd.
  3. Lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij wijzigingen op deze wet.

Artikel 66
In rekening brengen van belasting

  1. Degene, die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van deze wet gesloten overeenkomst verplicht is leveringen of diensten te verrichten, is bevoegd, hetgeen na de inwerkingtreding van de wet met betrekking tot die leveringen of diensten aan belasting meer is verschuldigd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging het geval zou zijn geweest, alsnog in rekening te brengen aan degene aan wie hij de levering of de dienst moet verrichten.
  2. Bedingen in strijd met het bepaalde in lid 1 zijn nietig.
  3. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing bij wijziging van deze wet.

Artikel 67
Terug te vorderen belasting

  1. Degene, aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging van deze wet gesloten overeenkomst leveringen of diensten worden verricht, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te leveren of de diensten te verrichten, terug te vorderen hetgeen met betrekking tot die leveringen of diensten aan belasting minder is verschuldigd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging verschuldigd was.
  2. Bedingen in strijd met het bepaalde in lid 1 zijn nietig.

Artikel 68
Aftrek van omzetbelasting

  1. Aanspraak op een aftrek kan worden gemaakt voor de omzetbelasting betaald bij de aankoop of invoer van goederen die worden doorverkocht met toepassing van de BTW.
  2. Hiertoe dient een aanvraag te worden gericht aan de Inspecteur waarbij het bewijs dient worden geleverd van:
    a. de betaling van de omzetbelasting;
    b. het feit dat de goederen opgenomen waren in de inventaris van de ondernemer per 31 december 2022;
    c. en de wederverkoop van de goederen met toepassing van de BTW.
    d. de invoer van de goederen feitelijk in het kalenderjaar 2022 heeft plaatsgevonden; (tekst per 30 december 2022)
    e. het gebruik van de goederen voor het verrichten van belaste handelingen volgens artikel 3 van de wet. (tekst per 30 december 2022)
  3. Deze aftrek, indien toegekend, zal geschieden door aftrek in de BTW aangifte betreffende de maand die volgt op de maand waarin de aftrek werd toegestaan.
  4. De aftrek volgens lid 3 is slechts toegestaan in de aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar 2023. (tekst per 30 december 2022)
  5. De terugbetaling van het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag aan de ondernemer zal, in afwijking van in artikel 17 lid 2 bepaalde termijn, tot en met 30 juni 2023 plaatsvinden binnen twee maanden. (tekst per 30 december 2022)
  6. Handelzaken hebben de gelegenheid levensmiddelen uit voorraad, aangekocht tot en met 31 december 2022, te verkopen zonder belasting in rekening te brengen tot en met 31 maart 2023. (tekst per 30 december 2022)
  7. Gedurende de periode van 1 januari 2023 tot 30 juni 2023 wordt de werking van deze wet door de regering aan te stellen commissie gemonitord en geëvalueerd. De Minister brengt uiterlijk op 30 juni 2023 schriftelijk verslag uit aan De Nationale Assemblée van de bevindingen van deze commissie. (tekst per 30 december 2022)
  8. Bijlage 2 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023 en bijlage 4 treedt in werking met ingang van 1 november 2023. (tekst per 5 september 2023)
  9. BIJLAGE 1 onder c, waarbij wordt aangegeven dat onderworpen aan het tarief van nul (0) procent de verhuur gedurende minstens drie (3) maanden van onroerende goederen, welke zijn ingericht, bestemd en door de huurder worden gebruikt als hoofdverblijf voor permanente bewoning, komt te vervallen ingaande 1 november 2023. (tekst per 5 september 2023)

HOOFDSTUK XV

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 69
Bevoegdheid van de Minister

Onverminderd de bepalingen van deze wet, waarin de Staatsbesluit is voorgeschreven, kan de Minister omtrent de in deze wet geregelde onderwerpen bij de beschikking nadere regels geven die voor de uitvoering van deze wet nodig of wenselijk zijn.

Artikel 70
Citeertitel

  1. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet Belasting over de Toegevoegde Waarde.
  2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
  3. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, met uitzondering van artikel 21 dat in werking treedt op 15 oktober 2022.
  4. Door de inwerkingtreding van deze wet, vervalt de Wet Omzetbelasting 1997 (S.B. 1997, no. 83, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2021, no. 107), met dien verstande dat deze wet van toepassing blijft met betrekking tot tijdvakken vóór 1 januari 2023.
  5. De Minister van Financiën en Planning is belast met de uitvoering van deze wet.





Wetswijziging per 5 september 2023, S.B. 2023 no. 126

E. In artikel 25 wordt na lid 7 een nieuw lid 8 toegevoegd, luidende als volgt:

De Inspecteur is bevoegd om meerdere naheffingsaanslagen op te leggen over hetzelfde tijdvak, indien blijkt dat zich nieuwe feiten voordoen als gevolg waarvan geen of te weinig belasting is betaald of indien teveel belasting in aftrek is gebracht of in gevallen waarbij er wel belasting wordt ingehouden, maar niet afgedragen.

F. In artikel 68 wordt na lid 7 een nieuw lid 8 toegevoegd, luidende als volgt:

Bijlage 2 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023 en bijlage 4 treedt in werking met ingang van 1 november 2023.

G. In artikel 68 wordt na lid 8 een nieuw lid 9 toegevoegd, luidende als volgt:

BIJLAGE 1 onder c, waarbij wordt aangegeven dat onderworpen aan het tarief van nul (0) procent de verhuur gedurende minstens drie (3) maanden van onroerende goederen, welke zijn ingericht, bestemd en door de huurder worden gebruikt als hoofdverblijf voor permanente bewoning, komt te vervallen ingaande 1 november 2023.




Wetswijziging 30 december 2022, S.B. 2022 no. 148

A. Artikel 4 lid 2 onderdeel a wordt vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

a. de levering en invoer van goederen en het verrichten van diensten genoemd in bijlage 1;

B. Artikel 4 lid 2 onderdeel b wordt vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

b. levering van goederen die worden uitgevoerd.

C. Nieuw artikel 4 lid 3 wordt toegevoegd met de tekst luidende alsvolgt:

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 bedraagt het tarief van de belasting 5 (vijf) procent op de invoer en levering van goederen en het verrichten van diensten die zijn genoemd in bijlage 4.

D. Lid 3 van artikel 4 wordt vernummerd naar lid 4 en tevens vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief van de belasting 25 (vijfentwintig) procent op de invoer en levering van goederen die zijn genoemd in bijlage 3.

E. Artikel 4 lid 5 wordt vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

5. Bij wet kunnen de bijlagen, als bedoeld in de lid 2 onderdeel a, lid 3 en lid 4 worden gewijzigd.

F. Artikel 5 lid 2 wordt vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

De Minister kan onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verlenen voor de levering van goederen en het verrichten van diensten:

a. aan ambassades, consulaten en gezantschappen op basis van wederkerigheid;
b. indien de internationale betrekkingen zulks wenselijk maken.

G. Artikel 9 lid 2 letter b komt te vervallen en wordt vervangen met een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

De plaats van personenvervoerdiensten en goederenvervoerdiensten is de plaats waar de personen in het vervoermiddel plaatsnemen of de plaats waar de goederen in het vervoermiddel worden ingeladen.

H. Artikel 9 lid 4 letter b komt te vervallen en wordt vervangen met een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

De plaats van personenvervoerdiensten en goederenvervoerdiensten is de plaats waar de personen in het vervoermiddel plaatsnemen of de plaats waar de goederen in het vervoermiddel worden ingeladen.

I. Een nieuw lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 11 met de tekst luidende:

Het Staatsbesluit volgens lid 3 zal pas per 1 januari 2024 in werking treden.

J. Artikel 27 lid 7 wordt vervangen door een nieuwe tekst luidende alsvolgt:

Indien de afnemer geen ondernemer is, kan de ondernemer gebruik maken van een kasregistratiesysteem als bedoeld in artikel 28 lid 2. Op de doorlopend genummerde kassabon dient wel het toegepaste tarief te worden vermeld.

K. In artikel 68 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

In lid 2 wordt na onderdeel c. onderdeel d en e toegevoegd luidende als volgt:
d. de invoer van de goederen feitelijk in het kalenderjaar 2022 heeft plaatsgevonden;
e. het gebruik van de goederen voor het verrichten van belaste handelingen volgens artikel 3 van de wet.

Na lid 3 wordt een lid 4, 5, 6 en 7 toegevoegd luidende als volgt:

4. De aftrek volgens lid 3 is slechts toegestaan in de aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar 2023.
5. De terugbetaling van het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag aan de ondernemer zal, in afwijking van in artikel 17 lid 2 bepaalde termijn, tot en met 30 juni 2023 plaatsvinden binnen twee maanden.
6. Handelzaken hebben de gelegenheid levensmiddelen uit voorraad, aangekocht tot en met 31 december 2022, te verkopen zonder belasting in rekening te brengen tot en met 31 maart 2023.
7. Gedurende de periode van 1 januari 2023 tot 30 juni 2023 wordt de werking van deze wet door de regering aan te stellen commissie gemonitord en geëvalueerd. De Minister brengt uiterlijk op 30 juni 2023 schriftelijk verslag uit aan De Nationale Assemblée van de bevindingen van deze commissie.